BKC Oefenexamen 6

BKC Oefenexamen 6

Dit oefenexamen bestaat uit 21 vragen.

De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

 

Het examen bestaat uitsluitend uit open vragen en 1 gesloten vraag.

Het aantal te behalen punten is 40.

Om te slagen moet je 23 punten halen.

 

De beschikbare examentijd is 2 uur (120 minuten).

De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn:

·      rekenmachine

·      woordenboek 

Opgave 1 – 2 punten – toetsterm 2.4

Een kledingwinkel heeft over het afgelopen kwartaal een omzet behaald van € 242.000, inclusief 21% btw. De inkoopwaarde bedroeg € 120.000, exclusief 21% btw. De overige kosten bedroegen € 20.000, exclusief 21% btw.

 

Wat is het bedrag van de brutowinst in het afgelopen kwartaal? Geef ook de berekening.

Omzet

€ 242.000 / 1,21

€ 200.000

Inkoopwaarde

 

€ 120.000

Brutowinst      

 

   80.000           

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 200.000

1 punt: voor € 80.000

Antwoord indienen
Opgave 2 – 2 punten – toetsterm 1.1

Arjan leent per 1 januari van jaar 1 € 5.600 van Bilal, tegen 2% enkelvoudige interest per jaar. Aflossing van de lening moet plaatsvinden op 31 december van jaar 3. Er wordt niet tussentijds afgelost.

Arjan en Bilal spreken af dat aan het einde van elk jaar de rente wordt betaald.

 

Wat is het totale rente bedrag dat Arjan aan Bilal heeft moeten betalen gedurende de gehele looptijd van de lening? Geef ook de berekening.

Interest per jaar 2% x € 5.600 = € 112

In totaal 3 jaar x € 112 = € 336

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 112

1 punt: voor € 336

Antwoord indienen
Opgave 3 – 2 punten – toetsterm 2.4

Een handelsonderneming koopt producten in voor € 18 per stuk, exclusief btw. De brutowinstmarge is 10% van de verkoopprijs. Er worden 20.000 producten ingekocht en verkocht. De bedrijfskosten zijn € 15.000.

 

Wat is het bedrag van de nettowinst? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs     

 

€ 18

Brutowinstmarge

  10%

 

Verkoopprijs

100%

€ 20

 

 

 

Omzet

20.000 x € 20

€ 400.000

Inkoopprijs

20.000 x € 18

€ 360.000 -

Brutowinst

 

   40.000

Bedrijfskosten

 

   15.000 -

Nettowinst

 

   25.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 20

1 punt: voor € 25.000

Antwoord indienen
Opgave 4 – 1 punt – toetsterm 3.2

Een verzekeringsmaatschappij verkoopt opstalverzekeringen. De verzekeringspremie bedraagt per jaar 1,5 promille van de waarde van een gebouw. Een bedrijf vraagt een offerte aan voor een opstalverzekering voor haar kantoorpand. Het kantoorpand heeft een waarde van € 1.500.000.

 

Wat is het bedrag van de verzekeringspremie per maand? Geef ook de berekening.

1,5 promille x € 1.500.000 = € 2.250 per jaar

€ 2.250 / 12 = € 187,50 per maand

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 187,50

Antwoord indienen
Opgave 5 – 2 punten – toetsterm 2.2

Een metaalverwerkingsbedrijf maakt grasmaaiers voor particulieren. De productiekosten bedragen € 800.000 per jaar, waarvan € 600.000 proportioneel variabele kosten. De normale productie en verkoop bedraagt 15.000 stuks per jaar. Voor komend jaar wordt vanwege de recessie een productie en verkoop verwacht van 12.000 stuks. De verkoopprijs bedraagt € 110 exclusief btw.

 

Wat is de integrale kostprijs van deze grasmaaimachine?

C / N

€ 200.000 / 15.000

€ 13,33

V / B

€ 600.000 / 12.000

€ 50,00 +

Integrale kostprijs

 

€ 63,33

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 13,33

1 punt: voor € 63,33

Antwoord indienen
Opgave 6 – 2 punten – toetsterm 2.1

In jaar 5 heeft een bv de volgende kosten gemaakt:

- directe loonkosten € 159.000

- materiaalkosten € 209.000

- indirecte fabricagekosten € 78.000

Van de totale indirecte fabricagekosten hangt 25% samen met de materiaalkosten en 40% met de directe loonkosten. Het overige deel hangt met beide directe kostensoorten samen.

 

Wat is het opslagpercentage voor het overige deel van de indirecte fabricagekosten? Rond af op twee decimalen. Geef ook de berekening.

Overige deel is 100% - 25% - 40% = 35% van de totale indirecte fabricagekosten

Overige deel is 35% x € 78.000 = € 27.300

Opslagpercentage € 27.300 / (€ 159.000 + € 209.000) x 100% = 7,42%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 35%

1 punt: voor 7,42%

Antwoord indienen
Opgave 7 – 2 punten – toetsterm 2.5

Een handelsonderneming beschikt voor een bepaald jaar over de volgende begrote cijfers:

- omzet € 800.000

- totale constante kosten € 210.000

- inkoopprijs omzet 60% van de omzet

- variabele kosten € 80.000.

 

Wat is de break-even omzet? Geef ook de berekening.

Variabele kosten € 80.000 / € 800.000 x 100% = 10% van de omzet

BEO = € 210.000 / 30% = € 700.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 30%

1 punt: voor € 700.000

Antwoord indienen
Opgave 8 – 2 punten – toetsterm 2.3

Een kledingwinkel koopt shirts in voor € 4,20 per stuk. Voor kostenopslag rekent de eigenaar 30% van de kostprijs (inkoopprijs plus kostenopslag). De winstopslag is 40% van de netto verkoopprijs.

 

Wat is het bedrag van de verkoopprijs? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

70%

€ 4,20

Kostenopslag

  30%  

€ 1,80 +

Kostprijs         

100%

€ 6,00

 

 

 

Kostprijs         

60%

   6,00

Winstopslag

  40%  

   4,00 +

Verkoopprijs  

100%

€ 10,00

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 6

1 punt: voor € 10

Antwoord indienen
Opgave 9 – 2 punten – toetsterm 2.6

Een onderneming maakt sinds januari van jaar 1 gebruik van laptops met een totale waarde van € 7.800. De onderneming schrijft deze laptops af met een vast percentage van de aanschafprijs tot een restwaarde van € 800. De onderneming verwacht dat de laptops meegaan tot begin jaar 5.

 

Wat is het jaarlijkse afschrijvingspercentage in procenten van de aanschafwaarde? Geef ook de berekening. Rond af op één decimaal.

Afschrijving per jaar (€ 7.800 - € 800) / 4 = € 1.750

Afschrijvingspercentage € 1.750 / € 7.800 x 100% = 22,4%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 1.750

1 punt: voor 22,4%

Antwoord indienen
Opgave 10 – 2 punten – toetsterm 2.5

Een onderneming maakt één soort product. Voor komend jaar zijn onderstaande verwachte gegevens bekend:

- totale kosten € 420.000

- variabele kosten € 120.000

- normale productieomvang 30.000 stuks

- verwachte productieomvang en afzet 25.000 stuks.

De verkoopprijs bedraagt € 26,62, inclusief 21% btw.

 

Wat is de break-evenafzet? Geef ook de berekening.

C = € 420.000 - € 120.000 = € 300.000

p = 26,62 / 1,21 = € 22

v = € 120.000 / 25.000 = € 4,80

BEA = € 300.000 / (€ 22 - € 4,80) = 17.441,8.. afgerond 17.442

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 22 - € 4,80

1 punt: voor 17.442

Antwoord indienen
Opgave 11 – 2 punten – toetsterm 2.7

Een machine met een aankoopprijs van € 22.000 wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafprijs. De restwaarde is € 400. De gebruiksduur is drie jaar. Na twee jaar en vier maanden breekt er brand uit. De uitkering van de verzekering is € 6.100.

 

Wat is het resultaat op deze machine? Geef ook de berekening.

Afschrijving per jaar (€ 22.000 - € 400) / 3 = € 7.200

Al afgeschreven 2 x € 7.200 + 4/12 x € 7.200 = € 16.800

Boekwaarde € 22.000 - € 16.800 = € 5.200

Boekwinst € 6.100 - € 5.200 = € 900

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 16.800

1 punt: voor € 900 winst

Antwoord indienen
Opgave 12 – 2 punten – toetsterm 2.1

Een bouwbedrijf heeft de volgende gegevens met betrekking tot de kosten over de vorige periode:

- directe arbeidskosten € 120.000

- directe materialen: € 200.000

- indirecte kosten € 149.600

De indirecte kosten worden uitgedrukt in een percentage van de totale directe kosten en afgerond op 2 decimalen.

 

Wat is de kostprijs van een product waaraan € 400 materiaal en € 600 directe arbeid is besteed? Geef ook de berekening.

€ 149.600 / (€ 120.000 + € 200.000) x 100% = 46,75%

Materiaal

 

   400,00

Directe arbeid

 

    600,00

Indirecte kosten

46,75% x € 1.000

   467,50 

Kostprijs

 

€ 1.467,50

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 46,75%

1 punt: voor € 1.467,50

Antwoord indienen
Opgave 13 – 2 punten – toetsterm 4.2

Gegeven is de volgende grafiek.

Is de procentuele stijging van het uurloon van mannen over jaar 1 tot en met 4 groter dan de procentuele stijging van het uurloon van vrouwen over dezelfde periode? Geef ook de berekening.

man (16,98 – 11,91) / 11,91 x 100% = 43% afgerond

vrouw (13,30 - € 8,68) / € 8,68 x 100% = 53% afgerond

Nee

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 43%

1 punt: voor nee

Antwoord indienen
Opgave 14 – 2 punten – toetsterm 1.2

Onderneming Stenders koopt van Bixto bv een partij goederen met een gewicht van 2.600 kg. De inkoopprijs van de goederen is € 1,45 per kg.

De verleende rabat is 2,5%.

De omzetbelasting is 21%.

De kredietbeperkingstoeslag is 1,5%.

 

Wat is het factuurbedrag van de inkoopfactuur die onderneming Stenders voor deze partij goederen van Bixto bv ontvangt? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

2.600 kg x € 1,45

€ 3.770,00

Rabat

2,5% x € 3.770

     94,25 -

 

 

€ 3.675,75

Omzetbelasting 21%

21% x € 3.675,75

    771,91 +

 

 

€ 4.447,66

Kredietbeperkingstoeslag

1,5% x € 4.447,66

     66,71 +

 

 

€ 4.514,37

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 3.675,75

1 punt: voor € 4.514,37

Antwoord indienen
Opgave 15 – 2 punten – toetsterm 1.2

Bras bv verkoopt 75 luxe damestassen aan Hermans bv.

De verkoopprijs is € 240 per stuk.

Rabat is 5% bij een afname van meer dan 50 tassen.

De omzetbelasting is 21%

De kredietbeperkingstoeslag van 2%.

 

Wat is het bedrag van de verkoopfactuur die aan Hermans bv wordt verzonden? Geef ook de berekening.

Verkoopprijs

75 x € 240

€ 18.000,00

Rabat

5% x € 18.000

      900,00 -

 

 

€ 17.100,00

Omzetbelasting 21%

21% x € 17.100

  3.591,00 +

 

 

€ 20.691,00

Kredietbeperkingstoeslag

2% x € 20.391

      413,82 +

 

 

€ 21.104,82

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 17.100

1 punt: voor € 21.104,82

Antwoord indienen
Opgave 16 – 2 punten – toetsterm 1.3

Een onderneming heeft een 6% hypothecaire lening afgesloten bij de ING Bank.

Op 1 januari van het jaar 4 is de schuld van de 6% hypothecaire lening € 420.000.

Aan het einde van elk half jaar wordt € 20.000 afgelost op de 6% hypothecaire lening en wordt de interest betaald over het afgelopen halfjaar.

 

Wat is het bedrag dat de onderneming aan interest betaalt over het tweede halfjaar van jaar 4? Geef ook de berekening.

Stand lening op 1 juli jaar 1 € 400.000.

Interest 6% x € 400.000 / 2 = € 12.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 400.000

1 punt: voor € 12.000

Antwoord indienen
Opgave 17 – 2 punten – toetsterm 1.3

Vierfluiter bv heeft per 1 januari van jaar 2 een 4,5% hypothecaire lening afgesloten. Aan het einde van ieder jaar wordt de interest betaald en een bedrag van € 10.000 op de lening afgelost.

Per 31 december van jaar 3 betaalt Vierfluiter bv € 8.550 aan interest over de 4,5% hypothecaire lening.

 

Wat is bedrag waarvoor de hypothecaire lening per 1 januari van jaar 2 is afgesloten? Geef ook de berekening.

Lening op 31 december jaar 3 € 8.550 / 4,5% = € 190.000.

Afgelost op 31 december jaar 2 € 10.000.

Lening op 1 januari jaar 2 € 190.000 + € 10.000 = € 200.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 190.000

1 punt: voor € 200.000

Antwoord indienen
Opgave 18 – 2 punten – toetsterm 2.3

Handelsonderneming Loots heeft om de verkoopprijs van product Stana te berekenen de volgende gegevens beschikbaar:

• Inkoopprijs € 36

• Overige directe inkoopkosten € 6

• Totale verkoopkosten € 69.900 waarvan variabele verkoopkosten € 32.400

• Normale afzet 10.000 stuks

• Verwachte afzet 9.000 stuks

• De winstopslag is 25% van de verkoopprijs

 

Wat is de verkoopprijs van een product Stana? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

 

€ 36,00

Overige directe inkoopkosten

 

   6,00

Constante verkoopkosten

€ 37.500 / 10.000

   3,75

Variabele verkoopkosten

€ 32.400 / 9.000

   3,60

Kostprijs

  75%

€ 49,35

Winstopslag

  25%

€ 16,45

Verkoopprijs

100%

€ 65,80

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 49,35

1 punt: voor € 65,80

Antwoord indienen
Opgave 19 – 2 punten – toetsterm 2.3

Onderneming Prins heeft een machine gekocht voor € 295.240 inclusief 21% omzetbelasting. De machine wordt afgeschreven met 30% per jaar van de boekwaarde aan het begin van het jaar. De gebruiksduur van de machine is 7 jaar.

 

Wat is de verwachte restwaarde van de machine? Geef ook de berekening.

€ 295.240 / 1,21 = € 244.000.

€ 244.000 x 0,77 = € 20.094,45

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 244.000

1 punt: voor € 20.094,45

Antwoord indienen
Opgave 20 – 1 punt – toetsterm 3.1

Er is sprake van onderverzekering als…

de gezonde waarde lager is dan de verzekerde waarde.

de verzekerde waarde lager is dan de gezonde waarde.

het schadebedrag lager is dan de gezonde waarde.

het schadebedrag lager is dan de verzekerde waarde.

Antwoord indienen
Opgave 21 – 2 punten – toetsterm 4.1

Een organisatie heeft op 1 januari 98 werknemers in dienst. In dit jaar is het gemiddeld aantal werknemers 100. Er zijn 6 nieuwe werknemers aangenomen in dit jaar.

 

Wat is het aantal werknemers dat het bedrijf heeft verlaten in dit jaar? Geef ook de berekening.

Aantal werknemers op 31 december is 102.

98 + 8 nieuwe - ? = 102

Dus 4 werknemers hebben het bedrijf verlaten

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 102

1 punt: voor 4

Antwoord indienen