BKC Oefenexamen 1

BKC – Oefenexamen 1

Dit oefenexamen bestaat uit 21 vragen.

De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

 

Het examen bestaat uitsluitend uit open vragen en 1 gesloten vraag.

Het aantal te behalen punten is 40.

Om te slagen moet je 23 punten halen.

 

De beschikbare examentijd is 2 uur (120 minuten).

De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn:

·      rekenmachine

·      woordenboek 

 

Vraag 1 – 1 punt – toetsterm 3.1

Bij onderverzekering is

de gezonde waarde lager dan de verzekerde waarde

de gezonde waarde gelijk aan de verzekerde waarde

de gezonde waarde hoger dan de verzekerde waarde

Antwoord indienen
Vraag 2 – 2 punten – toetsterm 4.1

Bij een onderneming werken 12 fulltime medewerkers. De medewerkers werken 8 uur per dag, 5 dagen in de week. Elke medewerker heeft recht op 4 weken vakantie. Voor ziekte etc. rekent men 2,5 dag per werknemer per jaar.

 

Wat is het aantal uren per jaar dat er gewerkt wordt? Geef ook de berekening.

Een werknemer werkt 48 weken x 8 uur x 5 dagen = 1.920 uur

Ziekte etc. is 2,5 dag x 8 uur = 20 uur

Per jaar 1.920 uur – 20 uur = 1.900 uur per werknemer

In totaal 1.900 x 12 = 22.800 uur

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 1.900 uur per werknemer

1 punt: voor 22.800 uur

Antwoord indienen
Vraag 3 – 2 punten – toetsterm 1.3

Een onderneming leent op 1 januari jaar 5 € 50.000 tegen 6% per jaar.

De lening wordt afgelost in 10 jaarlijkse gelijke bedragen.

De aflossing vindt jaarlijks plaats op 31 december.

De interest wordt halfjaarlijks betaald op 30 juni en op 31 december.

 

Welk is het bedrag dat de onderneming in totaal betaalt op 31 december jaar 6, afgerond op hele euro’s? Geef ook de berekening.

De aflossing per keer bedraagt € 50.000 / 10 = € 5.000

In jaar 6 staat de lening op € 50.000 – € 5.000 = € 45.000

Interestkosten

6% x € 45.000 / 2

€ 1.350

Aflossing        

 

€ 5.000 +

Totaal 

 

€ 6.350           

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 1.350

1 punt: voor € 6.350

Antwoord indienen
Vraag 4 – 2 punten – toetsterm 1.1

Een bedrag van € 5.850 staat op de bank tegen 2,7% enkelvoudige interest.

Het interestbedrag bedraagt € 106,62. Het jaar wordt gesteld op 360 dagen.

 

Wat is de looptijd in hele dagen? Geef ook de berekening.

Enkelvoudige interest per jaar 2,7% x € 5.850 = € 157,95

€ 106,62 / € 157,95 x 360 dagen = 243 dagen

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 157,95

1 punt: voor 243 dagen

Antwoord indienen
Vraag 5 – 2 punten – toetsterm 1.2

Onderneming Stevan koopt een partij goederen met een gewicht van 8.600 kg.

De inkoopprijs van de goederen is € 15 per kg

Het rabat is 10%

De omzetbelasting is 21%.

 

Wat is het factuurbedrag in hele euro’s dat onderneming Stevan voor deze partij goederen moet betalen? Geef ook de berekening.

 

Nettogewicht

8.600 kg x € 15

€ 129.000

Rabat

10% x € 129.000

   12.900

 

 

€ 116.100

Omzetbelasting

21% x € 116.100

   24.381 +

 

 

€ 140.481

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 116.100

1 punt: voor € 140.481

Antwoord indienen
Vraag 6 – 2 punten – toetsterm 1.2

Carla bv koopt een partij goederen met een gewicht van 1.219 kg.

Factuurprijs € 8,47 per kg. Omzetbelasting 21%. Kredietbeperkingstoeslag 1,5%.

 

Wat is het factuurbedrag? Geef ook de berekening.

 

Gewicht         

1.219 kg x € 8,47

€ 10.324,93

Omzetbelasting

21% x € 10.324,93

  2.168,24 +

 

 

€ 12.493,17

Kredietbeperkingstoeslag

1,5% x € 12.493,17

     187,40 +

 

 

€ 12.680,57

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 12.493,17

1 punt: voor € 12.680,57

Antwoord indienen
Vraag 7 – 1 punt – toetsterm 3.2

Een partij goederen met een inkoopprijs van € 80.000 wordt verzekerd voor een bedrag inclusief een winst van 30% van de inkoopprijs, inclusief de poliskosten van € 25 en inclusief 2,6% premie over het totaal verzekerd bedrag.

 

Wat is het totaal verzekerd bedrag afgerond op een veelvoud van € 100? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs     

€ 80.000

 

Winst  

€ 24.000

 

Poliskosten

        25

 

Premie

 

    2,6%

Verzekerd bedrag      

 

100%

 

€ 104.025 = 97,4% (100% - 2,6%)

Verzekerd bedrag € 104.025 / 0,974 = € 106.801,85 afgerond € 106.800

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 106.800

Antwoord indienen
Vraag 8 – 2 punten – toetsterm 2.1

De administrateur van een onderneming heeft over vorig boekjaar de volgende gegevens verzameld:

– materiaalkosten: € 350.000

– directe loonkosten: € 460.000

– indirecte kosten: € 780.000

Van de indirecte kosten hangt € 300.000 samen met de materiaalkosten,

€ 200.000 met de directe loonkosten en de rest met de totale directe kosten.

 

Wat is het opslagpercentage voor de indirecte kosten die verband houden met de totale directe kosten, afgerond op één decimaal? Geef ook de berekening.

€ 780.000 - € 300.000 - € 200.000 = € 280.000

€ 280.000 / (€ 350.000 + € 460.000) x 100% = 34,6%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 280.000

1 punt: voor 34,6%

Antwoord indienen
Vraag 9 – 2 punten – toetsterm 2.6

Een onderneming koopt een machine voor € 156.000. De installatiekosten bedragen € 14.000. De economische levensduur bedraagt 5 jaar. De restwaarde wordt geschat op € 8.000.

Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde.

 

Wat is de afschrijving per jaar? Geef ook de berekening.

Afschrijving per jaar (€ 170.000 - € 8.000) / 5 = € 32.400

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 170.000 - € 8.000

1 punt: voor € 32.400

Antwoord indienen
Vraag 10 – 2 punten – toetsterm 2.7

Onderneming Admiraal heeft een gebouw gekocht voor € 280.000 exclusief 21% omzetbelasting.

Het gebouw wordt afgeschreven in 30 jaar met 1,8% per jaar van de aanschafwaarde

 

Wat is de verwachte restwaarde van het gebouw? Geef ook de berekening.

Afschrijving per jaar 1,8% x € 280.000 = € 5.040

Restwaarde € 280.000 – 30 x € 5.040 = € 128.800

Of 100% - 30 x 1,8% = 46%

46% x € 280.000 = € 128.800

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 5.040 of 46%

1 punt: voor € 128.800

Antwoord indienen
Vraag 11 – 2 punten – toetsterm 2.7

Een onderneming heeft op 1 oktober een bedrijfsauto verkocht waarop tot en met 30 september € 9.000 op afgeschreven is. De bedrijfsauto is enkele jaren terug aangeschaft voor € 12.000. Op 1 oktober wordt een nieuwe bedrijfsauto gekocht voor € 16.000 en de oude bedrijfsauto ingeruild.

De factuur van de garage vermeldt een eindbedrag van € 14.520 inclusief 21% omzetbelasting.

 

Wat is het resultaat op de ingeruilde bedrijfsauto? Geef ook de berekening.

Bijbetaling bij de garage € 14.520 / 1,21 = € 12.000

Boekwaarde oude bedrijfsauto

€ 12.000 - € 9.000

€ 3.000

Opbrengst

€ 16.000 - € 12.000

€ 4.000

Winst  

 

€ 1.000           

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 3.000

1 punt: voor € 1.000 winst

Antwoord indienen
Vraag 12 – 2 punten – toetsterm 2.3

Van een onderneming zijn de volgende begrote gegevens bekend:

·      Constante kosten € 135.000 per jaar

·      Variabele kosten € 192.500 per jaar

·      Begrote bezetting 35.000 eenheden per jaar

·      Normale bezetting 30.000 eenheden per jaar

·      De winst bedraagt 60% van de verkoopprijs

 

Wat is de verkoopprijs? Geef ook de berekening.

C/N

€ 135.000 / 30.000

   4,50

V/B

€ 192.500 / 35.000

   5,50 +

Kostprijs

40%

€ 10

Winst  

60%

 

Verkoopprijs

100%  

€ 25

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 10

1 punt: voor € 25

Antwoord indienen
Vraag 13 – 2 punten – toetsterm 2.4

Over het afgelopen jaar is van het artikel tuinstoel het volgende gegeven:

·      afzet 3.200 tuinstoelen, dit is gelijk aan de normale afzet;

·      inkoopprijs per stuk € 15;

·      totale vaste verkoopkosten € 20.000;

·      totale variabele verkoopkosten 5% van de omzet

·      verkoopprijs inclusief 21% omzetbelasting € 48,40

 

Wat is de nettowinst die in het afgelopen jaar met de verkoop van de tuinstoelen is behaald? Geef ook de berekening.

Omzet

3.200 x € 40

€ 128.000

Inkoopprijs

3.200 x € 15

   48.000 –

Vaste verkoopkosten

 

   20.000 –

Variabele verkoopkosten

5% x € 128.000

     6.400

Nettowinst

 

   53.600

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 6.400

1 punt: voor € 53.600

Antwoord indienen
Vraag 14 – 2 punten – toetsterm 2.4

Een onderneming verkoopt alleen parasols met een inkoopprijs van € 50.

De begrote verkoopkosten zijn € 9 per parasol.

De verkoopprijs van een parasol is € 102,85 inclusief 21% omzetbelasting.

De normale inkoop en verkoop is 9.000 parasols per jaar.

Het komende jaar verwacht de onderneming 8.500 parasols te verkopen.

 

Wat is het verwachte verkoopresultaat voor het komend jaar? Geef ook de berekening.

Verkoopprijs exclusief ob € 102,85 / 1,21 = € 85

Verkoopresultaat is 8.500 x (€ 85 - € 59) = € 221.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 59

1 punt: voor € 221.000

Antwoord indienen
Vraag 15 – 2 punten – toetsterm 2.5

Onderneming Bach produceert en verkoopt slechts één product voor € 242 inclusief 21% omzetbelasting

De inkoopprijs bedraagt € 96 per stuk.

De variabele kosten bedragen € 14 per stuk.

De constante kosten bedragen € 84.000 per jaar.

 

Wat is de break-evenafzet? Geef ook de berekening.

BEA = € 84.000 / (€ 200 - € 110) = 933,3 dus 934 stuks

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 933,33

1 punt: voor 934

Antwoord indienen
Vraag 16 – 2 punten – toetsterm 2.5

Schoenwinkel Baas wil weten wat de break-evenomzet is in het komende jaar.

De gemiddelde inkoopprijs van de verkochte schoenen is 40% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting.

De variabele kosten bedragen 5% van de omzet

De verwachte constante kosten zijn het komende jaar € 320.000.

De gemiddelde verkoopprijs van een paar schoenen is € 96,80 inclusief 21% omzetbelasting.

 

Wat is de break-evenomzet voor komend jaar afgerond op € 1.000? Geef ook de berekening.

De inkoopprijs is 40% van de verkoopprijs dus de brutowinst 60%

€ 320.000 / (60% - 5%) = € 581.818,18 afgerond € 582.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 60%

1 punt: voor € 582.000

Antwoord indienen
Vraag 17 – 2 punten – toetsterm 1.3

Vierfluiter bv heeft per 1 januari 2022 een 4% hypothecaire lening afgesloten. Aan het einde van ieder jaar wordt de interest betaald en een bedrag van € 9.000 op de lening afgelost.

Per 31 december 2024 betaalt Vierfluiter bv € 19.080 aan interest en aflossing over de 4% hypothecaire lening.

 

Wat is bedrag waarvoor de hypothecaire lening per 1 januari 2022 is afgesloten? Geef ook de berekening.

Aflossing en interest samen is € 19.080

Aflossing is € 9.000.

Interest in 2024 is € 10.080

De lening is in 2024 € 10.080 / 4% = € 252.000

Er is afgelost op 31-12-2022 en 31-12-2023 totaal € 18.000

De lening is afgesloten voor € 252.000 + € 18.000 = € 270.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 252.000

1 punt: voor € 270.000

Antwoord indienen
Vraag 18 – 2 punten – toetsterm 2.1

Een onderneming verkoopt het product Delta. Met betrekking tot product Delta zijn de volgende gegevens bekend:

·      Directe inkoopkosten € 720.000

·      Directe loonkosten € 480.000

·      Indirecte kosten € 240.000

 

Van een product Delta is de gemiddelde inkoopprijs € 40 en de loonkosten € 30. Bij de toerekening van de indirecte kosten maakt de onderneming gebruik van de primitieve opslagmethode waarbij de indirecte kosten worden toegerekend aan de directe loonkosten.

 

Wat is de kostprijs van een product Delta? Geef ook de berekening.

Opslagpercentage indirecte kosten is € 240.000 / € 480.000 x 100% = 50%

Inkoopprijs

 

€ 40

Directe inkoopkosten

 

€ 30

Directe loonkosten

 

€ 70

Opslag indirecte kosten

50% van € 30

€ 15

Kostprijs

 

€ 85

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 50%

1 punt: voor € 85

Antwoord indienen
Vraag 19 – 2 punten – toetsterm 2.3

Een handelsonderneming heeft om de verkoopprijs van product X te berekenen de volgende gegevens beschikbaar:

• Inkoopprijs € 38

• Overige directe inkoopkosten € 8

• Totale verkoopkosten € 121.800 waarvan constante verkoopkosten € 80.000

• Normale afzet 20.000 stuks

• Verwachte afzet 19.000 stuks

• De nettowinstopslag is 20% van de verkoopprijs

 

Wat is de verkoopprijs van een product X? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

 

€ 38,00

Overige directe inkoopkosten

 

   8,00

Constante verkoopkosten

€ 80.000 / 20.000

   4,00

Variabele verkoopkosten

€ 41.800 / 19.000

   2,20

Commerciële kostprijs

80%

€ 52,20

Nettowinstopslag

20%

 

Verkoopprijs

100%

€ 65,25

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 52,50

1 punt: voor € 65,25

Antwoord indienen
Vraag 20 – 2 punten – toetsterm 2.2

Onderneming Sytsma verkoopt alleen het artikel Tarlex.

Voor het komende jaar wordt een afzet verwacht van 24.000 artikelen Tarlex.

De normale afzet is 22.000 artikelen Tarlex per jaar.

De totale kosten voor het komende jaar zijn € 525.400 waarvan € 279.400 aan constante kosten.

 

Wat is de kostprijs van een artikel Tarlex? Geef ook de berekening.

Constante kosten

€ 279.400 / 22.000

€ 12,70

Variabele kosten

€ 246.000 / 24.000

€ 10,25

Kostprijs

 

€ 22,95

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 10,25

1 punt: voor € 22,95

Antwoord indienen
Vraag 21 – 2 punten – toetsterm 4.2

Onderneming Ramon bv verkoopt zonnepanelen. Bij de verkoop richt het bedrijf zich op de volgende landen: Nederland, Duitsland, België en Frankrijk.

 

Het aandeel per land in de totale omzet van Ramon bv in 2023 is in onderstaand cirkeldiagram weergegeven:

 

De omzet van Ramon bv in Nederland in 2023 is € 189.000

In Frankrijk zal de omzet van Ramon bv in 2024 naar verwachting 10% hoger zijn dan de omzet in 2023.

 

Wat is de verwachte omzet van Ramon bv in Frankrijk in 2024? Geef ook de berekening.

Totale omzet € 189.000 / 45 x 100 = € 420.000

Omzet Frankrijk 2023 is 20% x € 420.000 = € 84.000

Omzet Frankrijk in 2024 is € 84.000 x 1,10 = € 92.400

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 420.000

1 punt: voor € 92.400

Antwoord indienen