BKC Oefenexamen 2

BKC Oefenexamen 2

Dit oefenexamen bestaat uit 21 vragen.

De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

 

Het examen bestaat uitsluitend uit open vragen en 1 gesloten vraag.

Het aantal te behalen punten is 40.

Om te slagen moet je 23 punten halen.

 

De beschikbare examentijd is 2 uur (120 minuten).

De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn:

·      rekenmachine

·      woordenboek 

Opgave 1 – 1 punt – toetsterm 3.1

Bij oververzekering is

de gezonde waarde lager dan de verzekerde waarde

de gezonde waarde gelijk aan de verzekerde waarde

de gezonde waarde hoger dan de verzekerde waarde

Antwoord indienen
Opgave 2 – 2 punten – toetsterm 4.1

Een onderneming gebruikt machine Specific. Machine Specific kan in de onderneming vijftig weken per jaar volcontinu worden ingezet. Elk uur dat de machine draait, moet er een werknemer aanwezig zijn om de machine te bedienen.

De werknemers werken in ploegendienst. Elke werknemer werkt 8 uur op een dag en 5 dagen per week. Per jaar hebben de werknemers recht op 6 weken vakantie. Werknemers zijn gemiddeld 2 weken per jaar afwezig door ziekte.

 

Wat is het aantal werknemers dat de onderneming nodig heeft om de machine te laten draaien? Rond af op een geheel aantal werknemers. Geef ook de berekening.

De machine draait 50 weken x 7 dagen x 24 uur = 8.400 uur

Een werknemer werkt (52 – 6 – 2) 44 weken x 5 dagen x 8 uur = 1.760 uur

Aantal benodigde werknemers 8.400 uur / 1.760 uur = 4,772… werknemers

Dus 5 werknemers

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 1.760 uur per werknemer

1 punt: voor 5 werknemers

Antwoord indienen
Opgave 3 – 2 punten – toetsterm 1.3

Een onderneming leent op 1 januari 2022 € 25.000 tegen 5¼% per jaar.

De lening wordt afgelost in 10 jaarlijkse gelijke bedragen.

De aflossing vindt jaarlijks plaats op 31 december.

Ook de interest wordt jaarlijks op 31 december betaald.

 

Wat is het bedrag dat de onderneming in totaal betaalt op 31 december jaar 2024? Geef ook de berekening.

De aflossing per keer bedraagt € 25.000 / 10 = € 2.500

In 2024 staat de lening op € 25.000 – 2 x € 2.500 = € 20.000

Interestkosten

5,25% x € 20.000

€ 1.050

Aflossing

 

€ 2.500

Totaal 

 

€ 3.550           

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 1.050

1 punt: voor € 3.550

Antwoord indienen
Opgave 4 – 2 punten – toetsterm 1.1

Een kapitaal staat 3 jaar op de bank tegen 4,5% enkelvoudige interest.

Het enkelvoudige interestbedrag bedraagt € 168,75.

 

Wat is het bedrag van het uitgezette kapitaal? Geef ook de berekening.

Enkelvoudige interest per jaar € 168,75 / 3 = € 56,25

4,5% x kapitaal = € 56,25

Kapitaal is € 56,25 / 0,045 = € 1.250

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 56,25

1 punt: voor € 1.250

Antwoord indienen
Opgave 5 – 2 punten – toetsterm 1.2

Onderneming Stenders koopt een partij goederen met een gewicht van 1.354 kg.

De inkoopprijs van de goederen is € 8,75 per kg.

Het rabat is 8%

De omzetbelasting is 21%.

 

Wat is het factuurbedrag dat onderneming Stenders voor deze partij goederen moet betalen? Geef ook de berekening.

Gewicht

1.354 kg x € 8,75

€ 11.847,50

Rabat

8% x € 11.847,50

      947,80

 

 

€ 10.899,70

Omzetbelasting 21% 

 

   2.288,94 +

 

 

€ 13.188,64

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 947,80

1 punt: voor € 13.188,64

Antwoord indienen
Opgave 6 – 2 punten – toetsterm 1.2

Karin bv koopt een partij goederen met een brutogewicht van 1.931 kg.

Factuurprijs € 4,87 per kg. Korting voor contant 1,5%.

Omzetbelasting 21%.

 

Wat is het factuurbedrag dat onderneming Stenders voor deze partij goederen moet betalen? Geef ook de berekening.

Gewicht

1.931 kg x € 4,87

   9.403,97

Korting voor contant

1,5% x € 9.403,97

      947,80

 

 

   9.262,91

Omzetbelasting 21% 

 

   1.945,21 +

 

 

€ 11.208,12

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 9.403,97

1 punt: voor € 11.208,12

Antwoord indienen
Opgave 7 – 1 punt – toetsterm 3.2

Een partij goederen met een inkoopprijs van € 280.000 wordt verzekerd voor een bedrag inclusief een winst van 20% van de inkoopprijs, inclusief de poliskosten van € 40 en inclusief 1,8% premie over het totaal verzekerd bedrag.

 

Wat is het totaal verzekerd bedrag afgerond op een veelvoud van € 100? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs     

€ 280.000

 

Winst  

   56.000

 

Poliskosten    

          40

 

Premie

 

   1,8%

Verzekerd bedrag      

 

100  %

 

€ 336.040 = 98,2% (100% - 1,8%)

Verzekerd bedrag € 336.040 / 0.982 = € 342.199,59 afgerond € 342.200

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 342.200

Antwoord indienen
Opgave 8 – 2 punten – toetsterm 2.1

De administrateur van een aannemer heeft over vorig boekjaar de volgende gegevens verzameld:

– materiaalkosten: € 530.000

– directe loonkosten: € 860.000

– indirecte kosten: € 720.000

Van de indirecte kosten hangt € 360.000 samen met de materiaalkosten,

€ 200.000 met de directe loonkosten en de rest met de totale directe kosten.

 

Wat is het opslagpercentage voor de indirecte kosten die verband houden met de totale directe kosten bedraagt, afgerond op één decimaal? Geef ook de berekening.

€ 720.000 - € 360.000 - € 200.000 = € 160.000

€ 160.000 / (€ 530.000 + € 860.000) x 100% = 11,5%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 160.000

1 punt: voor 11,5%

Antwoord indienen
Opgave 9 – 2 punten – toetsterm 2.6

Een onderneming koopt een technische installatie voor € 85.000. De installatiekosten bedragen € 5.000. De economische levensduur bedraagt 4 jaar. De restwaarde wordt geschat op € 2.000.

Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde.

 

Wat is het afschrijvingspercentage per jaar, afgerond op één decimaal? Geef ook de berekening.

Afschrijving per jaar (€ 90.000 - € 2.000) / 4 = € 22.000

€ 22.000 / € 90.000 x 100% = 24,4%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 22.000

1 punt: voor 24,4%

Antwoord indienen
Opgave 10 – 2 punten – toetsterm 2.7

Onderneming De Keizer heeft een computer gekocht voor € 15.125 inclusief 21% omzetbelasting.

De computer wordt afgeschreven met 18% per jaar van de aanschafwaarde.

De gebruiksduur van de computer is 5 jaar.

 

Wat is de verwachte restwaarde van de computer? Geef ook de berekening.

Aanschafprijs € 15.125 / 1,21 = € 12.500

Afschrijving per jaar 18% x € 12.500 = € 2.250

Restwaarde € 12.500 – 5 x € 2.250 = € 1.250

 

Of 100% - 5 x 18% = 10%

10% x € 12.500 = € 1.250

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 2.250 of 10%

1 punt: voor € 1.250

Antwoord indienen
Opgave 11 – 2 punten – toetsterm 2.7

Een onderneming koopt op 1 maart 2021 een machine. Hij ontvangt van de leverancier de volgende factuur:

Machine

€ 12.000

Installatiekosten

€   2.000

 

€ 14.000           

Omzetbelasting 21 %

€   2.940

Eindbedrag factuur   

€ 16.940

 

De machine wordt in 9 jaar afgeschreven. De geschatte restwaarde bedraagt € 500. Over delen van een jaar wordt naar evenredigheid van de gebruiksduur afgeschreven.

De ondernemer is niet tevreden en hij verkoopt op 30 juni 2024 de machine voor € 7.500 exclusief 21% omzetbelasting.

 

 

Wat is het resultaat op deze verkoop? Geef ook de berekening

 

Afschrijving per jaar    (€ 14.000 - € 500) / 9 = € 1.500 / 12 = € 125 per maand

Totale afschrijving 10 (2021) + 12 (2022) + 12 (2023) + 6 (2024) = 40 maanden

40 maanden x € 125 = € 5.000

Boekwaarde 30 juni 2024

€ 14.000 - € 5.000

€ 9.000

Opbrengst

 

€ 7.500

Verlies

 

€ 1.500           

                                                                                                                      

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 9.000

1 punt: voor € 1.500 verlies

Antwoord indienen
Opgave 12 – 2 punten – toetsterm 2.2

Een onderneming beschikt over de volgende gegevens:

·      De totale kosten bij een productie van 60.000 eenheden bedragen € 80.000

·      De totale kosten bij een productie van 70.000 eenheden bedragen € 84.000

·      Productiecapaciteit 80.000 eenheden

 

Wat is het bedrag van de totale constante kosten? Geef ook de berekening.

Variabele kosten per stuk € 4.000 / 10.000 = € 0,40

Constante kosten € 80.000 min 60.000 x € 0,40 = € 56.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 0,40

1 punt: voor € 56.000

Antwoord indienen
Opgave 13 – 2 punten – toetsterm 2.4

Over het afgelopen jaar is van het artikel koelkast het volgende gegeven:

·      afzet 2.800 koelkasten, dit is gelijk aan de normale afzet;

·      inkoopprijs per stuk € 250;

·      totale vaste verkoopkosten € 300.000;

·      totale variabele verkoopkosten 4% van de omzet

·      verkoopprijs inclusief 21% omzetbelasting € 605

 

Wat is de nettowinst die in het afgelopen jaar met de verkoop van de koelkasten is behaald? Geef ook de berekening.

Omzet

2.800 x € 500

€ 1.400.000

Inkoopprijs

2.800 x € 250

    700.000 -

Vaste verkoopkosten

 

    300.000 –

Variabele verkoopkosten

4% x € 1.400.000

      56.000 -

Nettowinst                  

 

    344.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 1.400.000

1 punt: voor € 344.000

Antwoord indienen
Opgave 14 – 2 punten – toetsterm 2.4

Een onderneming verkoopt alleen thermometers met een inkoopprijs van € 6.

De begrote verkoopkosten zijn € 2 per thermometer.

De verkoopprijs van een thermometer is € 12,10 inclusief 21% omzetbelasting.

De normale inkoop en verkoop is 24.000 thermometers per jaar.

Het komende jaar verwacht de onderneming 25.000 thermometers te verkopen.

 

Wat is het verwachte verkoopresultaat voor het komend jaar? Geef ook de berekening.

Verkoopresultaat is 25.000 x (€ 10 - € 8) = € 50.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 10 - € 8

1 punt: voor € 50.000

Antwoord indienen
Opgave 15 – 2 punten – toetsterm 2.5

Onderneming Merkel produceert en verkoopt slechts één product voor € 24,20 inclusief 21% omzetbelasting.

De inkoopprijs bedraagt € 12 per stuk.

De variabele kosten bedragen € 2 per stuk.

De constante kosten bedragen € 64.000 per jaar.

 

Wat is de break-evenafzet? Geef ook de berekening.

BEA = € 64.000 / (€ 20 - € 14) = 10.666,6 dus 10.667 stuks

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 20

1 punt: voor 10.667

Antwoord indienen
Opgave 16 – 2 punten – toetsterm 2.5

Schoenwinkel Baas wil weten wat de break-evenomzet is in het komende jaar.

De gemiddelde inkoopprijs van de verkochte schoenen is 55% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. De variabele kosten bedragen 8% van de omzet

De verwachte constante kosten zijn het komende jaar € 480.000.

De gemiddelde verkoopprijs van een paar schoenen is € 145,20 inclusief 21% omzetbelasting.

 

Wat is de break-evenomzet voor komend jaar naar boeven afgerond op € 1.000? Geef ook de berekening.

De inkoopprijs is 55% van de verkoopprijs dus de brutowinst 45%

€ 480.000 / (45% - 8%) = € 1.297.297 naar boven afgerond € 1.298.000

Of

P = € 145,20 / 1,21 = € 120

V = 55% x € 120 + 8% x € 120 = € 75,60

BEA = € 480.000 / (€ 120 - € 75,60) = 10.810,8 afgerond 10.811

BEO = 10.811 x € 120 = € 1.297.320 naar boeven afgerond op € 1.298.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 45% of € 120 - € 75,60

1 punt: voor € 1.298.000

Puntentoekenning:

1 punt: voor 45%

1 punt: voor € 1.298.000

Antwoord indienen
Opgave 17 – 2 punten – toetsterm 1.3

Driemaster bv heeft per 1 januari van jaar 2023 een 4,5% hypothecaire lening afgesloten. Aan het einde van ieder jaar wordt de interest betaald en een bedrag van € 12.000 op de lening afgelost.

Per 31 december van 2024 betaalt Vierfluiter bv € 12.960 aan interest over de 4,5% hypothecaire lening.

 

Wat is bedrag waarvoor de hypothecaire lening per 1 januari 2023 is afgesloten? Geef ook de berekening.

Interest in 2024 is € 12.960

De lening is in 2024 € 12.960 / 4,5% = € 288.000

Er is € 12.000 afgelost op 31-12-2023

De lening is afgesloten voor € 288.000 + € 12.000 = € 300.000

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 288.000

1 punt: voor € 300.000

Antwoord indienen
Vraag 18 – 2 punten – toetsterm 2.1

Een onderneming verkoopt het product Ypsilon. Met betrekking tot product Ypsilon zijn de volgende gegevens bekend:

·      Directe inkoopkosten € 288.000

·      Directe loonkosten € 240.000

·      Indirecte kosten € 96.000

 

Van een product Ypsilon is de gemiddelde inkoopprijs € 45 en de loonkosten € 35. Bij de toerekening van de indirecte kosten maakt de onderneming gebruik van de primitieve opslagmethode waarbij de indirecte kosten worden toegerekend aan de directe loonkosten.

 

Wat is de kostprijs van een product Ypsilon? Geef ook de berekening.

Opslagpercentage indirecte kosten is € 96.000 / € 240.000 x 100% = 40%

Inkoopprijs

 

€ 45

Directe inkoopkosten

 

€ 35

Directe loonkosten

 

€ 80

Opslag indirecte kosten

40% van € 35

€ 14

Kostprijs

 

€ 94

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 40%

1 punt: voor € 94

Antwoord indienen
Vraag 19 – 2 punten – toetsterm 2.3

Van een onderneming zijn de volgende begrote gegevens bekend:

·      Constante kosten € 140.400 per jaar

·      Variabele kosten € 192.720 per jaar

·     Normale bezetting 45.000 eenheden per jaar

·      Verwachte bezetting 44.000 eenheden per jaar

·      De winst bedraagt 40% van de verkoopprijs

 

Wat is de verkoopprijs? Geef ook de berekening.

C/N

€ 140.400 / 45.000

   3,12

V/B

€ 192.720 / 44.000

   4,38 +

Kostprijs

60%

  7,50

Winst  

40%

 

Verkoopprijs

100%  

€ 12,50

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 7,50

1 punt: voor € 12,50

Antwoord indienen
Vraag 20 – 2 punten – toetsterm 2.3

Een handelsonderneming heeft om de verkoopprijs van product Z te berekenen de volgende gegevens beschikbaar:

• Inkoopprijs € 30,05

• Overige directe inkoopkosten € 7

• Totale verkoopkosten € 122.000 waarvan constant verkoopkosten € 80.000

• Normale afzet 25.000 stuks

• Verwachte afzet 24.000 stuks

• De nettowinstopslag is 25% van de verkoopprijs

 

Wat is de verkoopprijs van een product X? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

 

€ 30,05

Overige directe inkoopkosten

 

   7,00

Constante verkoopkosten

€ 80.000 / 25.000

   3,20

Variabele verkoopkosten

€ 42.000 / 24.000

   1,75

Commerciële kostprijs

75%

€ 42,00

Nettowinstopslag

25%

 

Verkoopprijs

100%

€ 56,00

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 42

1 punt: voor € 56

Antwoord indienen
Vraag 21 – 2 punten – toetsterm 4.2

De woningwaarde per jaar is de laatste jaren sterk gestegen.

De gemiddelde WOZ woningwaarde in Nederland is € 368.000 in 2023.

 

Met welk percentage is de WOZ waarde gestegen tussen 2019 en 2023? Geef ook de berekening.

(€ 368.000 - € 250.000) / € 250.000 x 100% = 47,2%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 368.000 - € 250.000

1 punt: voor 47,2%

Antwoord indienen