BKC Oefenexamen 5

BKC Oefenexamen 5

Dit oefenexamen bestaat uit 21 vragen.

De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

 

Het examen bestaat uitsluitend uit open vragen en 1 gesloten vraag.

Het aantal te behalen punten is 40.

Om te slagen moet je 23 punten halen.

 

De beschikbare examentijd is 2 uur (120 minuten).

De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn:

·      rekenmachine

·      woordenboek 

Opgave 1 – 1 punt – toetsterm 3.1

De verzekerde waarde is niet van belang voor

de berekening van het schadebedrag

de maximale aansprakelijkheid van de verzekeraar

de polisvoorwaarden

het bepalen van de premie

Antwoord indienen
Opgave 2 – 2 punten – toetsterm 4.2

Zie onderstaande grafiek

Met hoeveel procent is de omzet van jaar 4 gestegen ten opzichte van jaar 3? Rond af op één decimaal. Geef ook de berekening.

Jaar 3 omzet 32.448 + 75.712 = € 108.160

Jaar 4 omzet 33.746 + 78.740 = € 112.486

Stijging (€ 112.486 - € 108.160) / € 108.160 x 100% = 4,0%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 112.486

1 punt: voor 4,0%

Antwoord indienen
Opgave 3 – 1 punt – toetsterm 3.2

Een partij goederen met een inkoopprijs van € 130.000 wordt verzekerd voor een bedrag inclusief een winst van 20% van de inkoopprijs, inclusief de poliskosten van

€ 30 en inclusief 1,3% premie over het totaal verzekerde bedrag.

 

Wat is het totaal verzekerde bedrag, afgerond op een veelvoud van € 100? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs     

€ 130.000

 

Winst  

  26.000

 

Poliskosten

          30

 

Premie

 

    1,3%

Verzekerd bedrag      

 

100%

 

€ 156.030 = 98,7% (100% - ,13%)

Verzekerd bedrag € 156.030 / 0,987 = € 158.085,11 afgerond € 158.100.

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 158.100

Antwoord indienen
Opgave 4 – 2 punten – toetsterm 1.2

Een onderneming koopt goederen in het buitenland. In een container passen 2.500 stuks. De vrachtkosten bedragen € 80 per container exclusief 21% omzetbelasting.

De onderneming koopt 25.500 stuks.

 

Wat ie het bedrag van de vervoerskosten inclusief omzetbelasting? Geef ook de berekening.

25.500 / 2.500 = 10,2 dus 11 containers nodig

11 x € 80 x 1,21 = € 1.064,80

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 11 containers

1 punt: voor € 1.064,80

Antwoord indienen
Opgave 5 – 2 punten – toetsterm 1.3

Een onderneming leent op 1 januari jaar 3 € 60.000 tegen 5% per jaar.

De lening wordt afgelost in 12 jaarlijkse gelijke bedragen.

De aflossing vindt jaarlijks plaats op 31 december.

De interest wordt halfjaarlijks betaald op 30 juni en op 31 december.

 

Welk bedrag betaalt de onderneming in totaal op 31 december jaar 4? Geef ook de berekening.

De aflossing per keer bedraagt € 60.000 / 12 = € 5.000

In jaar 4 staat de lening op € 60.000 – € 5.000 = € 55.000

Interestkosten

5% x € 55.000 / 2

            € 1.375

Aflossing        

€ 60.000 / 12

€ 5.000

Totaal

 

€ 6.375

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 55.000

1 punt: voor € 6.375

Antwoord indienen
Opgave 6 – 2 punten – toetsterm 1.1

Iemand zet op 1 januari € 5.000 op een spaarrekening. De bank vergoedt 1,8% enkelvoudige interest. Op 1 juli wordt er een bedrag bijgestort. De bank vergoedt vanaf 1 juli 1,5% enkelvoudige interest.

Op 31 december wordt er € 90 enkelvoudige interest bijgeschreven.

 

Welk bedrag is er op 1 juli bijgestort? Geef ook de berekening.

Enkelvoudige interest van de gestorte € 5.000

Enkelvoudige interest tot 1 juli

€ 5.000 x 1,8% / 2

€ 45,00

Enkelvoudige interest tot 31 dec

€ 5.000 x 1,5% / 2

€ 37,50

 

 

€ 82,50

Dus enkelvoudige interest over het bijgestorte bedrag is € 90 - € 82,50 = € 7,50

Enkelvoudige interest per jaar € 7,50 x 2 = € 15

Bijgestorte bedrag € 15 / 0,015 = € 1.000

           

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 82,50

1 punt: voor € 1.000

Antwoord indienen
Opgave 7 – 2 punten – toetsterm 1.2

Een onderneming koopt een partij goederen met een netto gewicht van 9.650 kg.

De inkoopprijs van de goederen is € 35 per kg.

Het rabat is 8%. De omzetbelasting is 21%.

 

Wat is het factuurbedrag dat de onderneming voor deze partij goederen moet betalen? Geef ook de berekening.

Nettogewicht 

9.650 kg x € 35

€ 337.750

Rabat

8% x € 337.750

   27.020

 

 

€ 310.730

Omzetbelasting 21%

 

   65,253,30 +

 

 

€ 375.983,30

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 310.730

1 punt: voor € 375.983,30

Antwoord indienen
Opgave 8 – 2 punten – toetsterm 2.1

Van de begroting van een handelsonderneming is het volgende gegeven:

Inkoopprijs artikelen  

    800.000

Verpakkingskosten    

    300.000

 

€ 1.100.000

Indirecte kosten

    900.000

Totale kosten

€ 2.000.000

 

De gebruikte opslagpercentages voor de indirecte kosten zijn:

  •         ? % van de inkoopprijs
  •          100% van de verpakkingskosten
  •          40% van de totale directe kosten

Hoeveel bedraagt het opslagpercentage van de indirecte kosten die afhankelijk zijn van de inkoopprijs? Geef ook de berekening.

Totale indirecte kosten

€ 900.000

Waarvan 100% x € 300.000 afhankelijk van de verpakkingskosten

€ 300.000 -

Waarvan 40% x € 1.100.000 afhankelijk van de directe kosten

€ 440.000

Dus afhankelijk van de inkoopprijs   

€ 160.000

 

€ 160.000 / € 800.000 x 100% = 20%

             

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 160.000

1 punt: voor 20%

Antwoord indienen
Opgave 9 – 2 punten – toetsterm 2.6

Een onderneming koopt een machine voor € 164.000. De installatiekosten bedragen € 25.000. De economische levensduur bedraagt 5 jaar. De restwaarde wordt geschat op € 9.000.

Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde.

 

Wat is het afschrijvingspercentage per jaar, afgerond op één decimaal? Geef ook de berekening.

Afschrijving per jaar (€ 189.000 - € 9.000) / 5 = € 36.000

€ 36.000 / € 189.000 x 100% = 19,0%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 36.000

1 punt: voor 19,0%

Antwoord indienen
Opgave 10 – 2 punten – toetsterm 2.7

Onderneming Admiraal heeft inventaris gekocht voor € 33.880 inclusief 21% omzetbelasting.

De inventaris wordt afgeschreven in 8 jaar met 11% per jaar van de aanschafwaarde.

 

Wat is de verwachte restwaarde van de inventaris? Geef ook de berekening.

Aanschafprijs exclusief omzetbelasting € 33.880 / 1,21 = € 28.000

Afschrijving per jaar 11% x € 280.000 = € 3.080

Restwaarde € 28.000 – 8 x € 3.080 = € 3.360

Of 100% - 8 x 11% = 12%

12% x € 28.000 = € 3.360

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 3.080 of 12%

1 punt: voor € 3.360

Antwoord indienen
Opgave 11 – 2 punten – toetsterm 2.7

Een onderneming heeft op 1 november een bedrijfsauto verkocht waarop tot en met 31 oktober € 19.000 op afgeschreven is. De bedrijfsauto is enkele jaren terug aangeschaft voor € 22.500. Op 1 november wordt een nieuwe bedrijfsauto gekocht voor € 26.000 en de oude bedrijfsauto ingeruild.

De factuur van de garage vermeldt een eindbedrag van € 26.620 inclusief 21% omzetbelasting.

 

Hoeveel bedraagt het resultaat op de ingeruilde bedrijfsauto? Geef ook de berekening.

Bijbetaling bij de garage € 26.620 / 1,21 = € 22.000

Boekwaarde oude

€ 22.500 - € 19.000

€ 3.500

Opbrengst      

€ 26.000 - € 22.000   

€ 4.000

Winst              

 

    500           

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 3.500

1 punt: voor € 500 winst

Antwoord indienen
Opgave 12 – 2 punten – toetsterm 2.4

Een onderneming maakt één soort product. Voor komend jaar zijn de volgende gegevens bekend:

·      totale kosten € 82.079

·      constante kosten € 28.454

·      normale bezetting 8.200 stuks

·      verwachte bezetting 8.250 stuks

·      verkoopprijs € 13,08 inclusief 9% omzetbelasting

 

Wat is het verkoopresultaat? Geef ook de berekening.

C/N

€ 28.454 / 8.200

€ 3,47

V/B

€ 53.625 / 8.250

€ 6,50

 

Kostprijs

€ 9,97

 

Verkoopprijs exclusief OB € 13,08 / 1,09 = € 12

Verkoopresultaat 8.250 x (€ 12 - € 9,97) = € 16.747,50

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 9,97

1 punt: voor € 16.747,50

Antwoord indienen
Opgave 13 – 2 punten – toetsterm 2.4

Over het afgelopen jaar is van artikel Y het volgende gegeven:

·      afzet 3.100, dit is gelijk aan de normale afzet;

·      inkoopprijs per stuk € 16;

·      totale vaste verkoopkosten € 24.000;

·      totale variabele verkoopkosten 5% van de omzet

·      verkoopprijs inclusief 21% omzetbelasting € 50,82

 

Wat is de nettowinst die in het afgelopen jaar met de verkoop van artikel Y is behaald? Geef ook de berekening.

Omzet

3.100 x € 42

€ 130.200

Inkoopprijs

3.100 x € 16

   49.600 -

Vaste verkoopkosten

 

   24.000 –

Variabele verkoopkosten

5% x € 130.200

     6.510

Nettowinst      

 

   50.090

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 130.200

1 punt: voor € 50.090

Antwoord indienen
Opgave 14 – 2 punten – toetsterm 2.5

Van een handelsonderneming zijn de volgende gegevens bekend:

·      Inkoopprijs 65% van de omzet

·      Constante kosten € 133.200

·      Variabele kosten 10% van de omzet

 

 

Wat is de break-evenomzet? Geef ook de berekening.

 

BEO = € 133.200 / (35% - 10%)

BEO = € 133.200 / 0,25 = € 532.800

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 25% of 0,25

1 punt: voor € 532.800

Antwoord indienen
Opgave 15 – 2 punten – toetsterm 2.5

Onderneming Bach produceert en verkoopt slechts één product voor € 290,40 inclusief 21% omzetbelasting

De inkoopprijs bedraagt € 186 per stuk.

De variabele kosten bedragen € 12 per stuk.

De break-evenafzet bedraagt 3.842 stuks

 

Wat is het bedrag van de constante kosten? Geef ook de berekening.

Verkoopprijs exclusief OB € 290,40 / 1,21 = € 240

Dekkingsbijdrage € 240 - € 186 - € 12 = € 42

C / € 42 = 3.842

C = € 161.364

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 42

1 punt: voor € 161.364

Antwoord indienen
Opgave 16 – 2 punten – toetsterm 1.3

Een onderneming heeft een 4,5% hypothecaire lening afgesloten bij de Rabobank.

Op 1 juli van jaar 3 is de schuld van de 4,5% hypothecaire lening € 180.000.

Aan het einde van elk half jaar wordt € 5.000 afgelost op de 4,5% hypothecaire lening en wordt de interest betaald over het afgelopen halfjaar.

 

Wat is het bedrag dat de onderneming aan interest betaalt over het eerste halfjaar van jaar 4? Geef ook de berekening.

Op 1 januari jaar 4 is het bedrag van de lening € 180.000 - € 5.000 = € 175.000.

Interest eerste halfjaar 4,5% x € 175.000 / 2 = € 3.937,50

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 175.000

1 punt: voor € 3.937,50

Antwoord indienen
Opgave 17 – 2 punten – toetsterm 2.1

Groothandel Kohler bv berekent de kostprijs van product Delta met behulp van de verfijnde opslagmethode.

 

Voor het komend jaar is voor product Delta het volgende gegeven:

De directe kosten van product Delta zijn:

Kosten van onderdelen          € 250

Directe loonkosten                 € 100

 

Productie en afzet                  400 stuks

Indirecte kosten die samenhangen met de kosten van onderdelen € 40.000.

Indirecte kosten die samenhangen met de loonkosten € 20.000.

 

Wat is het opslagpercentage voor elk van de indirecte kosten? Geef ook de berekening.

Totale kosten onderdelen 400 x € 250 = € 100.000

Opslapercentage € 40.000 / € 100.000 = 40%

Totale kosten direct loon 400 x € 100 = € 40.000

Opslapercentage € 20.000 / € 40.000 = 50%

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 40%

1 punt: voor 50%

Antwoord indienen
Opgave 18 – 2 punten – toetsterm 2.2

Onderneming Joya verkoopt alleen het artikel Koala.

Voor het komende jaar wordt een afzet verwacht van 3.650 artikelen Koala.

De normale afzet is 3.600 artikelen Koala per jaar.

De totale kosten voor het komende jaar zijn € 71.145 waarvan € 28.440 aan constante kosten.

 

Wat is de kostprijs van een artikel Koala? Geef ook de berekening.

C/N

€ 28.500 / 3.600

  7,90

V/B

€ 42.705 / 3.650

€ 11,70

Kostprijs

 

€ 19,60

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 11,70

1 punt: voor € 19,60

Antwoord indienen
Opgave 19 – 2 punten – toetsterm 2.3

Handelsonderneming Beneco bv verkoopt één soort tostiapparaat.

 

De volgende gegevens zijn bekend:

·      Normale inkoop en afzet per jaar: 8.000 stuks

·      Verwachte inkoop en afzet voor komend jaar: 8.200 stuks

·      Inkoopprijs € 20 per stuk

·      Totale constante inkoopkosten per jaar € 40.000

·      Totale variabele inkoopkosten komend jaar € 24.600

·      Totale constante verkoopkosten per jaar € 24.800

·      Totale variabele inkoopkosten komend jaar € 20.500

 

Wat is de commerciële kostprijs van een tostiapparaat? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

 

€ 20,00

C/N inkoop

€ 40.000 / 8.000

  5,00

V/B inkoop

€ 24.600 / 8.200

  3,00

C/N verkoop

€ 24.800 / 8.000

   3,10

V/B verkoop

€ 20.500 / 8.200

   2,50

Commerciële Kostprijs

€ 33,60

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 5 en € 3

1 punt: voor € 33,60

Antwoord indienen
Opgave 20 – 2 punten – toetsterm 2.3

Handelsonderneming Monas heeft om de verkoopprijs van product Screen te berekenen de volgende gegevens beschikbaar:

• Inkoopprijs € 240

• Overige directe inkoopkosten € 40

• Totale verkoopkosten € 120.000 waarvan variabele verkoopkosten € 90.000

• Normale afzet 5.000 stuks

• Verwachte afzet 4.500 stuks

• De winstopslag is 25% van de verkoopprijs

 

Wat is de verkoopprijs van een product Screen? Geef ook de berekening.

Inkoopprijs

 

€ 240,00

Directe inkoopkosten

 

  40,00

C/N verkoop

€ 30.000 / 5.000

     6,00

V/B verkoop

€ 90.000 / 4.500

   20,00

Commerciële Kostprijs

  75%

€ 306,00

Winstopslag

  25%

€ 102,00

Verkoopprijs

100%

€ 408,00

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor € 306,00

1 punt: voor € 408,00

Antwoord indienen
Opgave 21 – 2 punten – toetsterm 4.1

Een organisatie heeft op 1 januari 210 werknemers in dienst. In dit jaar is het gemiddeld aantal werknemers 200. Er zijn 8 nieuwe werknemers aangenomen in dit jaar.

 

Wat is het aantal werknemers dat het bedrijf heeft verlaten in dit jaar? Geef ook de berekening.

Aantal werknemers op 31 december is 190.

210 + 8 nieuwe - ? = 190

Dus 28 werknemers hebben het bedrijf verlaten

 

Puntentoekenning:

1 punt: voor 190 werknemers

1 punt: voor 28 werknemers

Antwoord indienen