Examentraining eindterm 4

Eindterm 4

Data-analyse voor een handelsonderneming of dienstverlenende onderneming.

Toetsterm 4.1

De kandidaat kan personele kengetallen berekenen m.b.t. bezetting, productiviteit en loonkosten.

 

Personele kengetallen zijn getallen die in cijfers kenmerken van het personeel aangeven.

 

De personeelsbezetting is het totaal aantal mensen dat beschikbaar is voor een bepaald soort werk. Personeelsbezetting drukt men meestal uit in FTE. FTE staat voor Full Time Equivalent en is gelijk aan een werkweek van een werknemer.

 

De arbeidsproductiviteit is de omzet of productie per werknemer.

Arbeidsproductiviteit =            omzet (in een bepaalde periode)

                                     gemiddeld aantal werknemers (in dezelfde periode)

Vraag 30

Een onderneming heeft een werknemer in dienst die per goedgekeurd product Y een brutoloon ontvangt van € 12. De werknemer maakt per uur 2 producten Y. De werknemer is per jaar (52 weken) 6 weken afwezig wegens vakantie en ziekteverzuim.

Elke werkweek telt 40 uur. De vakantietoeslag is 8%. De opslag voor werkgeverslasten is 30%.

 

Wat zijn de loonkosten per jaar van deze werknemer? Geef ook de berekening.

Productie per jaar: (52 – 6) weken × 40 uur × 2 producten = 3.680 producten

Brutoloon

3.680 x € 12

€ 44.160,00

Vakantietoeslag

8% x € 44.160

   3.532,80 +

 

 

€ 47.692,80

Sociale lasten

30% x € 47.692,80

€ 14.307,84 +

Loonkosten per jaar

 

€ 62.000,64

Antwoord indienen
Vraag 31

Een handelsonderneming heeft in een bepaald jaar een omzet behaald van € 384.000. Aan het begin van het jaar had de onderneming 17 fulltime medewerkers. In de loop van het jaar zijn er 2 fulltime medewerkers aangenomen en zijn er 4 fulltime medewerkers vertrokken.

 

Wat is de arbeidsproductiviteit? Geef ook de berekening.

Aantal medewerkers aan het einde van het jaar: 17 + 2 - 4 = 15

Gemiddeld aantal medewerkers: (15 + 17) / 2 = 16

Arbeidsproductiviteit: € 384.000 = € 24.000

     16

Antwoord indienen

Toetsterm 4.2

De kandidaat kan de gegevens van een grafiek bij een lijn-, staaf-, kolommen- of cirkeldiagram in een concrete situatie aflezen en daarmee berekeningen maken.

 

Lijndiagram: een diagram dat wordt gebruikt om de ontwikkeling van een gegeven in de loop van de tijd weet te geven.

Staafdiagram: een grafiek waarbij de hoogte van een staaf een bepaalde waarde aangeeft.

Kolommendiagram: een bijzondere staafdiagram op basis van een frequentietabel.

Cirkeldiagram: een diagram om een verdeling aan te geven.

Vraag 32

Van verschillende theesoorten is de volgende grafiek gemaakt van de verdeling van de omzet van € 84.000.

Wat is voor elke soort thee de omzet? Geef ook de berekening.

Engelse thee  24% x € 84.000 = € 20.160

Groene thee   18% x € 84.000 = € 15.120

Vruchtenthee  58% x € 84.000 = € 48.720

Antwoord indienen