Examentraining eindterm 1

Eindterm 1

Berekeningen voor een handelsonderneming of dienstverlenende onderneming

Toetsterm 1.1

De kandidaat kan berekeningen maken op basis van enkelvoudige interest op basis van het interestbedrag, het kapitaal en/of de looptijd.

 

Bij enkelvoudige interest bereken je de interest over het oorspronkelijke bedrag.

Enkelvoudige interest = K x P x T

                                        100 x c

Waarin K = kapitaal

             P = percentage

             T = tijd

             c = constante en het getal is afhankelijk van de tijdseenheid

                   c = 1 als je rekent in jaren

                   c = 12 als je rekent in maanden       

                   c = 52 als je rekent in weken

                   c = 365 (of 360) als je rekent in dagen

Vraag 1

Een onderneming heeft 180 dagen lang € 5.200 geleend. De enkelvoudige interest is 2,8% per jaar. Een jaar telt 360 dagen.

 

Wat is de enkelvoudige interest? Geef ook de berekening.

€ 5.200 x 180/360 x 2,8% = € 72,80

Antwoord indienen
Vraag 2

Een kapitaal wordt uitgezet tegen 2,4% enkelvoudige interest per jaar. Na 26 weken bedraagt de interest € 60.

 

Wat is het bedrag van het kapitaal? Geef ook de berekening.

Interest per jaar € 60 / 26 x 52 = € 120

Kapitaal € 120 / 2,4% = € 5.000

Antwoord indienen
Vraag 3

Een kapitaal van € 2.100 wordt een aantal maanden uitgezet tegen 5% enkelvoudige interest per jaar. De interest bedraagt € 17,50. 

 

Wat is het aantal maanden dat dit kapitaal heeft uitgestaan? Geef ook de berekening.

Interest per jaar 5% x € 2.100 = € 105

Aantal maanden: € 17,50 / € 105 x 12 maanden = 2 maanden

Antwoord indienen

Toetsterm 1.2

De kandidaat kan berekeningen maken met betrekking tot facturering:

• berekenen van het factuurbedrag van een inkoop en een verkoop

• berekenen van de volgende toeslagen en kortingen op de prijs: rabat, korting voor contant, kredietbeperkingstoeslag

• berekeningen met omzetbelasting

• berekeningen maken met bijkomende inkoop- en verkoopkosten

 

Kortingen worden in mindering gebracht

Kredietbeperkingstoeslag en omzetbelasting komen er bij.

Vraag 4

Fa. Artz koopt een partij goederen met een gewicht van 5.985 kg.

De inkoopprijs is € 8 per kg.

Het verleende rabat is 8%.

De omzetbelasting is 21%.

 

Wat is het factuurbedrag van de inkoopfactuur die Fa. Artz ontvangt? Geef ook de berekening.                       

Gewicht

5.985 kg x € 8

€ 47.880

Rabat

8% x € 47.880

   3.830,40  -

 

 

€ 44.049,60

Omzetbelasting

21% x € 44.049,60

   9.250,42  +

Factuurbedrag

 

€ 53.300,02

Antwoord indienen
Vraag 5

Fa. Doktor koopt een partij goederen met een gewicht van 258 kg.

De inkoopprijs is € 12,56 per kg.

Het verleende rabat is 5%.

De omzetbelasting is 21%.

Kredietbeperkingstoeslag 1%.

 

Wat is het factuurbedrag van de inkoopfactuur die Fa. Doktor ontvangt? Geef ook de berekening.

Gewicht

258 kg x € 12,56

€ 3.240,48

Rabat

5% x € 3.240,48           

    162,02  -

 

 

€ 3.078,46

Omzetbelasting

21% x € 3.078,46           

    646,48  +

 

 

€ 3.724,94

Kredietbeperkingstoeslag

1% x € 3.724,94

      37,25  +

Factuurbedrag

 

€ 3.762,19

Antwoord indienen

Toetsterm 1.3

De kandidaat kan berekeningen maken met betrekking tot lineaire hypothecaire- en onderhandse leningen van de aflossing, het kapitaal of de looptijd.

Vraag 6

Een onderneming heeft een 3,5% hypothecaire lening afgesloten bij de ING Bank.

Op 1 januari 2024 is de schuld van de 3,5% hypothecaire lening € 430.000.

Aan het einde van elk half jaar wordt € 15.000 afgelost op de 3,5% hypothecaire lening en wordt de interest betaald over het afgelopen halfjaar. 

 

Wat is het bedrag dat de onderneming aan interest betaalt over het 2e halfjaar van 2024? Geef ook de berekening.

Schuld op 1-1-2024 is € 430.000

Schuld op 1-7-2024 is € 430.000 - € 15.000 = € 415.000

Interest 2e halfjaar 3,5% x € 415.000 / 2 = € 7.262,50

Antwoord indienen
Vraag 7

Een onderneming heeft per 1 januari van 2023 een 3% hypothecaire lening afgesloten. Aan het einde van ieder jaar wordt de interest betaald en een bedrag van € 10.000 op de lening afgelost. Per 31 december van 2024 betaalt Vierfluiter bv € 5.700 aan interest over de 3% hypothecaire lening.

 

Wat is bedrag waarvoor de hypothecaire lening per 1 januari 2023 is afgesloten? Geef ook de berekening.

Op 31-12-2024 wordt interest betaald over het jaar 2024.

In 2024 stond de lening het hele jaar op € 5.700 / 3% = € 190.000.

Er is op 31-12-2023 € 10.000 afgelost.

Dus op 1 januari 2023 is er € 200.000 geleend.

Antwoord indienen